Nieuwe kredietcrisis rammelt aan de poorten
Een groot deel van ondernemend Nederland ligt stil door Corona. Maar niet de banken. Die zetten de geldkraan open en pompen extra schulden op toch de al hoge schuldenberg. Als het aan de ECB en de banken ligt, moet Europa nu garant staan. Een nieuwe kredietcrisis ligt in het verschiet.
Kredietcrisis nog niet opgelost
De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) laat weten dat Nederlandse banken het afgelopen jaar bijna 40 miljard euro aan extra leningen hebben verstrekt aan het bedrijfsleven. Wat de NVB niet vertelt is dat banken voor iedere extra lening zélf ook extra geld of hoog liquide effecten nodig hebben als onderpand voor die lening. Doordat de liquiditeitsproblemen van de Kredietcrisis van 2008 nog steeds niet zijn opgelost, rijst de vraag of het aanbod van liquiditeit op de geldmarkt groot genoeg is voor deze extra vraag naar liquiditeit.
Risico van banken en bedrijfsleven stijgt
Door de coronapandemie zijn veel bedrijven en consumenten in financiële problemen gekomen. De staat en banken springen bij met extra geld en uitstel van aflossingen en betalingen. Dit in de hoop dat het bedrijfsleven en particulieren door deze moeilijke periode heen komen. Banken hebben daarbij een belangrijke verantwoordelijkheid. Want bedrijven die in financiële problemen komen en al een lening hebben bij de bank, laten het kredietrisico stijgen met een extra lening. Als een bedrijf vervolgens toch omvalt, is de kans groot dat de bank kan fluiten naar de openstaande leningen.
Leningen verpakt en verkocht in ruil voor effecten
Maar veel van deze leningen zijn helemaal niet meer van de bank. Aangezien individuele hypotheken niet eenvoudig verhandelbaar zijn, verpakt de bank sinds het begin van deze eeuw doorlopend delen van haar hypotheekportefeuille in bundels. Zonder dat de klant het weet. Deze bundels hypotheekleningen verkoopt de bank vervolgens aan een speciaal daarvoor opgerichte entiteit, een zo geheten special purpose vehicle. De hypotheekleningen komen op de balans van deze entiteit en verdwijnen van de bankbalans. De nieuwe entiteit is dus de eigenaar van de hypotheken en krijgt de betalingen op de hypotheekleningen binnen.
Externe rating
De entiteit geeft na verkrijging van de hypotheekleningen effecten uit om de aankoopprijs van de hypotheekleningen te betalen aan de bank. Deze effecten krijgen vervolgens een extern rapportcijfer (rating) en een beursnotering. Dit zorgt ervoor dat de effecten verhandelbaar zijn.
Beleggers investeren in effecten
Beleggers – vaak pensioenfondsen of verzekeraars, maar ook andere banken – investeren door aankoop van deze effecten dus indirect in de hypotheken van banken. Het geld dat deze uitgifte van effecten oplevert is de entiteit verschuldigd aan de bank als koopprijs. De hypotheekleningen staan niet meer op de balans, maar daarvoor in de plaats krijgt de bank het geld uit de verkoop van de hypotheken. Deze verfraaiing van de bankbalans staat ook wel bekend als securitisatie.
Schaduwbankieren
Securitisatie is in het begin van deze eeuw onderdeel geworden van het bankenstelsel. Omdat securitisatie zich eigenlijk afspeelt buiten de bankbalans staat dit ook bekend als schaduwbankieren. Hoewel het de bedoeling was dat de bank eenmalig de hypotheekleningen verkoopt, is het door securitisatie verkregen geld sinds de Kredietcrisis niet meer voldoende om het liquiditeitsprobleem te dichten dat is ontstaan door het tekort aan onderpand .
Vertrouwen in effecten daalt
Zoals gezegd daalt in economisch moeilijkere tijden de kwaliteit van uitstaande leningen van klanten die in zwaar weer verkeren. De klanten zijn dan immers minder goed in staat hun maandelijkse verplichtingen te voldoen aan de bank. Deze onzekerheid heeft invloed op de handel in effecten die het special purpose verhikel uitgeeft. De rating van de effecten daalt door de stijging van aantal wanbetalingen op de onderliggende hypotheekleningen. Met als gevolg dat beleggers deze effecten niet meer vertrouwen.
Solvabiliteit van banken verslechtert
Door het gebrek aan vertrouwen valt de handel in effecten stil, waardoor de koers instort. Dit heeft tot gevolg dat de solvabiliteit verslechtert van banken die beleggen in verpakte hypotheken van andere banken. Daarbij geldt, hoe lager de solvabiliteit – de verhouding tussen vreemd vermogen en eigen vermogen – hoe ongezonder de bank is.
Het hele financiële stelsel geïnfecteerd
Door deze handelswijze infecteert het doorverkopen van hypotheken het hele financiële stelsel. Dit heeft mede geleid tot de Kredietcrisis. De oorzaak van de Kredietcrisis zelf was het businessmodel van banken. Dit hebben ze opgetuigd nadat zij in de laatste decennia van de vorige eeuw verzekeraars opkochten. Hierdoor ontstonden grote financiële conglomeraten.
Internationalisering en opkomst internet
Dit businessmodel werd ingegeven doordat de rente aan het begin van de eeuw op zowel de kapitaalmarkt (lange rente) als de geldmarkt (korte rente) sterk was gedaald. Dit was een direct gevolg van de internationalisering, de opkomst van het internet en de Europese eenwording. Banken gingen zich steeds meer laten leiden door aandeelhouderswaarde en wilden dus steeds meer rendement maken. Het ‘ouderwetse’ bankmodel werd verlaten, maar banken moesten ook een oplossing bedenken voor het steeds kleiner wordende verschil tussen beide rentes.
Old school-bankieren
Old school-bankieren gaat als volgt. De bank trekt geld aan voor een lange periode, bijvoorbeeld via een 5-jarig rentevast spaardeposito. Het binnengekomen geld leent de bank vervolgens vijf jaar lang uit met een marge op de rente, bijvoorbeeld via een lening aan een bedrijf of consument. Het verschil van een hogere rente ontvangen van een bedrijf of consument (door de marge) en een lagere rente uitkeren aan de klant met een spaardeposito, is de opbrengst voor de bank.
Nieuw businessmodel banken
Tot zover duidelijk, maar daar was geen droog brood meer mee te verdienen. Bovendien kregen banken concurrentie uit het buitenland van verzekeraars en pensioenfondsen. Het was daardoor niet meer vanzelfsprekend dat het beschikbare geld in Nederland bij de bank werd aangehouden. Begin van deze eeuw bedachten banken daarom dit nieuwe businessmodel.
Stijgende vraag naar leningen
Sinds de razendsnelle technologische ontwikkeling en eenwording van de Europese kapitaalmarkten in 1992 hadden banken geld genoeg in huis. Dit was een gevolg van een toestroom van kortlopende gelden op (internet) betaalrekeningen van bedrijven en consumenten. Rond de invoering van de girale euro in 1999 was er sprake van een groeiende economie en steeg de vraag naar bedrijfsleningen en langlopende hypothecaire geldleningen. De Nederlander kocht steeds meer op de pof, met name voor de eigen woning.
Banken fuseren met verzekeraars
Om de toestroom van geld niet kwijt te raken aan verzekeraars en pensioenfondsen zijn banken in deze periode gefuseerd met verzekeraars. Tevens richtten zij een eigen pensioenfonds op. Zo konden zij ook het vermogensbeheer en het rentemanagement uitvoeren voor hun eigen verzekeraars en pensioenfonds.
Kassa voor de bank
Het idee dat banken toen in de praktijk brachten was als volgt: we trekken geld kortstondig aan en betalen de lage geldmarktrente. Het geld dat we binnen krijgen lenen we voor lange tijd uit, bijvoorbeeld door het verstrekken van een lening aan een bedrijf of consument. Zo strijken we de hogere kapitaalmarktrente op. Het verschil tussen de hoge kapitaalmarktrente en de lage geldmarktrente is kassa voor de bank.
Valkuilen nieuw businessmodel
Dit door banken bedachte systeem heeft echter twee belangrijke valkuilen. Ten eerste het kort aangetrokken geld. Dit is eigenlijk het geld dat wij gezamenlijk op onze bankrekeningen hebben staan (betaalrekening, ook wel rekening-courant genoemd). Op deze rekening laten we bijvoorbeeld ons salaris storten. Het geld op de rekening gebruiken we vervolgens voor het betalen van onze kosten, zoals woonlasten, boodschappen en vakanties.
Liquiditeitsrisico als klanten geld opnemen
Omdat de klanten altijd beschikking hebben over deze gelden, is dit model risicovol. Als klanten hun geld opnemen van hun betaalrekening moeten banken voldoende liquide activa hebben om deze gelden uit te keren. Hierdoor lopen banken een liquiditeitsrisico. Deze liquiditeitsspanning gooide echter roet in het eten van het voor banken zo profijtelijke verdienmodel. Banken gingen om deze reden illiquide hypotheken ‘liquide’ maken door ze te verkopen aan het special purpose vehicle (het eerder benoemde securitiseren).
Renterisico bij hoge geldmarktrente
De tweede valkuil is dat banken door deze structuur tevens een renterisico lopen. Dit risico ontstaat als de geldmarktrente hoger is dan de kapitaalmarktrente. In dat geval lijden ze verlies omdat ze dan meer rente betalen aan de rekeninghouders dan dat ze ontvangen op een uitstaande lening (met variabele rente). Dit komt niet vaak voor, maar het gebeurt zo nu en dan. Vandaar dat banken dit renterisico moeten afdekken.
Renterisico afdekken met rentederivaten
Banken dekken het renterisico af door het sluiten van rentederivaten met onder meer verzekeraars en pensioenfondsen. Dit gaat als volgt: banken ruilen met verzekeraars en pensioenfondsen de kapitaalmarktrente die banken ontvangen van kredietnemers. In ruil ontvangen banken de geldmarktrente die verzekeraars en pensioenfondsen hanteren voor het berekenen van hun toekomstige pensioenverplichtingen (dekkingsgraad). Op deze wijze is het renterisico afgedekt van zowel het pensioenfonds als de bank.
Winst binnen conglomeraat houden
Probleem van deze afdekking voor de bank is dat zij niet meer haar lucratieve rentevoordeel heeft waarbij zij de hoge kapitaalmarktrente ontvangt. En daar was het in het opgezette verdienmodel juist allemaal om te doen. Om dit ‘verlies’ te compenseren kwamen de eerder tot stand gebrachte fusies met verzekeraars en de zelf opgetuigde pensioenfondsen van pas. Doel was de rente-opbrengsten binnen het conglomeraat te houden.
Renterisico intern afdekken
Als financiële conglomeraten – met een eigen verzekeraar, vermogensbeheerder en pensioenfonds – gingen (de vermogensbeheerders van de) banken voortaan het renterisico afdekken van zowel de bank zelf als hun eigen verzekeraars en pensioenfondsen. De bank en intragroep-verzekeraar, dan wel het eigen pensioenfonds werden dus elkaars tegenpartij.
Provisie ten koste van polishouders
Door het intern afdekken van het renterisico bleef de geruilde (hoge) kapitaalmarktrente binnen het conglomeraat en bleef de winst binnenshuis. Bovendien was de vermogensbeheerder in staat extra provisies te genereren met rentederivaten. Provisie die overigens ten laste gingen van het beheerde vermogen van de polishouders. Maar het was extra winst voor het conglomeraat. En daar was het uiteindelijk om te doen.
Banken sluiten renteswaps met niet-professionele klanten
Om het verdienmodel nog meer te optimaliseren en de winst nog verder te maximaliseren hebben banken vanaf het begin van deze eeuw ook variabele geldleningen met renteswaps afgesloten met hun eigen niet-professionele klanten. Niet-professionele klanten zijn klanten die geen of onvoldoende kennis en ervaring hebben met rentederivaten. Niet-professionele klanten zijn bijvoorbeeld het mkb, ziekenhuizen, zorginstellingen, universiteiten, hogescholen, waterleidingbedrijven en gemeenten.
Extra schuld bij de bank
De rentederivaten van niet-professionele klanten hebben vanwege het risico van zowel de klant als het product echter ook weer dekking nodig in de vorm van liquiditeit. Dit is een wettelijke verplichting in Nederland. Om deze verplichting te omzeilen zijn banken de liquiditeit die ze nodig hadden binnen dit model zelf voor rekening van de klant gaan verstrekken. Met als zekerheid de hypotheekrechten van de klant. De klant kreeg hierdoor een extra schuld bij de bank.
Hof en Hoge Raad stellen dwaling vast
Als banken al afspraken maakten met de klant over deze extra liquiditeit, dan hebben deze klanten gedwaald. Deze dwaling stelde eerst het Gerechtshof Amsterdam vast (in 2015) en daarna de Hoge Raad (in 2019). De rechter bevestigde dat de klant juist door deze verhullende wijze van kredietverlening niet op de hoogte was van de koersschommelingen van de renteswap. En evenmin van de financiële risico’s die hieraan zijn verbonden. De rechter vond het bovendien aannemelijk dat de rentestijging door de liquiditeitsopslag het gevolg was van deze extra kredietverlening. Als je deze uitspraak breder trekt, is de conclusie gerechtvaardigd dat geen enkele klant belang had bij een financieringsconstructie mét een rentederivaat voor de bouw van een bedrijfspand, ziekenhuis of schoolgebouw.
De verzekeraar als liquiditeitsverschaffer
Het grote probleem was dat banken de benodigde liquiditeit voor het afdekken van renterisico’s zelf niet hadden en ook niet eisten van de klant, zoals de wet verlangt. Deze extra liquiditeit verkreeg de bank – via een kasrondje binnen het conglomeraat – weer vanuit de verzekeraar. Zonder dat de verzekeraar dit echter in mindering bracht op de solvabiliteit. Dus hoewel het kapitaal van de verzekeraar werd gebruikt voor de dekking binnen het conglomeraat, bleef de solvabiliteit – de gezondheid – van de verzekeraar onterecht in tact.
Een bouwwerk zonder fundering
Hoe meer banken gingen uitlenen, des te meer liquiditeit ze nodig hadden voor het afdekken van het renterisico. Om het businessmodel in stand te houden moesten ze dus steeds meer leningen verstrekken, verpakken, verkopen enzovoort en zo verder. Via het over en weer garanderen van verplichtingen bouwden banken zo een kaartenhuis. Een bouwwerk zonder fundering waarin zij met zo min mogelijk kapitaal en zo min mogelijk liquiditeit, zo veel mogelijk uitleenden. Tegen een zo hoog mogelijke rente. De winst die hieruit voortvloeide werd vertaald in mooie beloften aan de aandeelhouders. Het verzekerde de bestuurders bovendien van een hoge bonus en een aantrekkelijke variabele beloning in de vorm van aandelen in de eigen bank.
In 2008 stort kaartenhuis in elkaar
Toen het kaartenhuis in 2008 instortte heeft de Europese Commissie een einde gemaakt aan dit lucratieve model en banken gedwongen, als onderdeel van hun redding, de verzekeraars te verkopen. Ook de pensioenverplichtingen zijn van de bankbalans gehaald. Zonder dat exacte cijfers inzichtelijk zijn gemaakt stonden overheden garant voor de liquiditeit totdat de verzekeraars waren gescheiden van de banken en het liquiditeitstekort was aangevuld. In een interview met journalist Arno Wellens (eind 2019) legt Hester Bais uit dat de liquiditeit niet is aangevuld, maar dat binnen het kaartenhuis slechts de verzekeraar is vervangen door een andere entiteit in de groep.
Nieuwe regelgeving met betrekking tot hoog liquide onderpand
De Kredietcrisis heeft geleid tot nieuwe regelgeving in 2012 (European Market Infrastructure Regulation, EMIR). Deze regelgeving moet ervoor zorgen dat banken hun hoog liquide onderpand ter afdekking van de renterisico’s van hun rentederivaten op orde hebben, zodat een nieuwe crisis wordt voorkomen. Als gezegd hadden banken dat tot aan de Kredietcrisis zelf niet en lagen zij vanaf 2008 jarenlang aan het onderpandinfuus van de overheid.
Nieuw pervers model
Om de wettelijk benodigde liquiditeit te verkrijgen hebben banken een nieuw pervers model opgetuigd. Die was nodig na het definitief vaarwel zeggen van het oude lucratieve renterisicomodel met de eigen verzekeraars en pensioenfondsen binnen hetzelfde conglomeraat. De scheiding van banken en de verzekeraars was opgelegd als voorwaarde voor de staatssteun die ze kregen in de Kredietcrisis.
Hypotheekleningen van balans
In dit nieuwe model verkopen banken weer hypotheekleningen aan (opnieuw) een special purpose vehicle. De hypotheekleningen verdwijnen daardoor van de balans. Maar nu krijgen banken niet langer het koopbedrag betaalt. De entiteit geeft de effecten namelijk niet uit aan beleggers. In plaats daarvan ‘koopt’ de bank de effecten zelf terug.
Hypotheekleningen ruilen voor effecten
Per saldo worden de verkoopprijs van de geldleningen en de aankoopprijs van de effecten dus tegen elkaar weggestreept. Men ruilt de hypotheekleningen dus eigenlijk gewoon tegen de effecten. Een kasrondje, dat in de praktijk kostenneutraal plaatsvindt. Het zijn vooral trustkantoren, advocaten, accountants en fiscalisten die hieraan veel geld verdienen. Zij zetten onder meer de juridische entiteit op, stellen de overeenkomsten op, schrijven honderden pagina’s voor de prospectus voor de uitgifte van obligaties en verzorgen de jaarverslaggeving en belastingaangiften.
Vestzak-broekzak
Er moeten vraagtekens worden gezet bij dit model, omdat de bank zelf (bijna) alle effecten houdt en het dus een ‘schijnliquiditeit’ betreft. Een gevalletje vestzak-broekzak. Er is eigenlijk niets veranderd. Dit terwijl securitisatie oorspronkelijk was bedoeld om hypotheekleningen van de balans te verwijderen en eenmalig liquiditeit te ontvangen. Op deze manier verkocht (of beter: verlegde) de bank het risico op wanbetaling van hypotheken aan beleggers. Tegelijkertijd verbeterde men zo de solvabiliteit. In de situatie dat de bank de effecten zelf terug koopt, blijft het risico van wanbetaling van de hypotheekleningen bij de bank.
Verfraaiing bankbalansen
De bank heeft dus op de balans een deel van de hypothecaire geldleningen vervangen door effecten die dezelfde risico’s vertegenwoordigen. Waarbij het bovendien twijfelachtig is of deze effecten het label ‘verhandelbaar’ mogen dragen. De effecten worden namelijk helemaal niet op de beurs verhandeld. Maar dat is nog niet alles. De bank gebruikt deze liquide effecten – die niet liquide genoeg zijn om als onderpand te dienen voor hun rentederivaten – zelf weer door ze tijdelijk te ruilen voor geld. Dit gebeurt op de zogenaamde repomarkt.
Tijdelijke ruil op de repomarkt
De effecten worden op de repomarkt tijdelijk verstrekt als onderpand aan andere beleggers – zoals pensioenfondsen en verzekeraars – in ruil voor een lening voor bepaalde tijd. Het geld dat de bank krijgt is hoog liquide en voldoet aan de onderpandeisen die worden gesteld bij de rentederivatenhandel. De bank gebruikt dit geld dus als onderpand ter afdekking van het eigen renterisico.
Vanaf 2016 negatieve rente
Als je door deze structuur heen kijkt, zie je dat de bank feitelijk de hypotheek van de klant gebruikt als afdekking van de eigen positie. Voor deze dubieuze en zeer risicovolle manipulatie van de kwaliteit van het onderpand betalen de banken een vergoeding aan de tegenpartij op de repomarkt. Het is dus niet zo verwonderlijk dat Europese Centrale Bank (ECB) vanaf 2016, het moment dat de financiële conglomeraten zijn opgesplitst, een negatieve rente hanteert.
ECB faciliteert liquiditeit van banken
Als gevolg van het decennialange falende toezicht manipuleerde de ECB in 2009 de Euribor-rente – dit is de rente die banken onderling berekenen als ze elkaar geld lenen. De gemanipuleerde lagere rente gaf banken de mogelijkheid hun hoog liquide onderpandtekort goedkoop te financieren. De verwachting was echter dat door de nieuwe EMIR-regelgeving de vraag naar hoog liquide onderpand, zoals staatsobligaties, excessief zou stijgen. Met als gevolg dat de rente zou worden opgedreven. Dit zou weer leiden tot een dalende waarde van de bestaande (staats)obligaties. Dit was natuurlijk niet de bedoeling. Bovendien kunnen overheden niet onbeperkt staatsobligaties uitgeven.
Effecten ruilen met de ECB
Om een hogere rente te voorkomen is de ECB zelf in het gat gesprongen om de benodigde tientallen triljoenen euro liquiditeit te faciliteren via opkoopprogramma’s. Banken waren nu niet meer alleen toegewezen tot verzekeraars en pensioenfondsen voor verpakte hypotheekleningen, zoals hierboven toegelicht. Nu waren ze ook in staat deze effecten te ruilen met de ECB. Op deze wijze zorgde de ECB voor voldoende liquiditeit op de markt. Dit stelde de banken in staat hun onderpandverplichtingen te voldoen. Zo kregen zij langer de tijd voor het zelf genereren van liquide onderpand.
Variabele rekenrente niet langer verantwoord
Nadat de marktrente door het instorten van het kaartenhuis was gemanipuleerd door de ECB, deed De Nederlandsche Bank (DNB) ook nog een duit in het zakje. DNB was namelijk van mening dat de variabele rekenrente – die is gebaseerd op de risicovrije rekenrente – voor verzekeraars en pensioenfondsen niet langer verantwoord was.
Invoering vaste rekenrente
Aangezien DNB tevens toezichthouder is van de verzekeraars en pensioenfondsen heeft de centrale bank in september 2012 een vaste rekenrente ingevoerd. Een vaste rekenrente maakt de waardebepaling van pensioenverplichtingen met lange looptijden stabieler. Met als gevolg dat langlopende verplichtingen van verzekeraars van pensioenfondsen minder beweeglijk zijn.
Verkapte staatssteun door falend toezicht DNB
Hier is echter geen sprake van demping van procyclische effecten van het Financiële Toetsingskader, zoals DNB de burger graag doet geloven. Hier is sprake van ongeoorloofde steun aan verzekeraars en pensioenfondsen. Dit is niet anders uit leggen dan het redden van een onbeheersbaar, pervers financieel kaartenhuis. En is daarmee een verhulling van decennialang falend toezicht door DNB.
ECB treedt buiten eigen mandaat
De liquiditeitskrapte bij banken – waarvoor de ECB in de bres sprong – is nog een lijk in de kast uit de periode vóór de splitsing van banken en verzekeraars. Te weten de jarenlange liquiditeitsverschaffing door verzekeraars en de eigen pensioenfondsen binnen hetzelfde conglomeraat. Deze liquiditeitsverschaffing is onterecht nooit meegewogen in de solvabiliteit van de verzekeraar. Het losknippen van deze interne compensatie binnen het conglomeraat en het niet aanpassen van de solvabiliteit van de verzekeraars na de splitsing was onderdeel van de staatssteun. De jarenlange liquiditeitsverschaffing door EU-lidstaten en de ECB is daardoor niet anders dan aan te merken als verkapte, indirecte staatssteun aan verzekeraars. Dit is oneigenlijke staatssteun door de lidstaten en het behoort bovendien niet tot de taak van de ECB. Het toezicht op verzekeraars valt buiten de reikwijdte van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Dorst naar liquiditeit
Ook de Europese Commissie heeft dit probleem van toenemende dorst naar liquiditeit van banken als gevolg van het tekort aan onderpand al in 2011 onderkend – dus ruim voor Corona – en een groenboek gepubliceerd voor het uitgeven van Europese stabiliteitsobligaties. Deze Coronabonds zijn voor banken dan ook een welkome vorm van liquiditeit.
Effecten hebben junkstatus
Coronabonds hebben op de bankbalans namelijk een meer solide waarde – en een risicoweging van nul – waardoor ze geen kapitaal hoeven aan te houden. Bovendien zijn ze net als effecten van verpakte hypotheken te ruilen voor liquiditeit bij de ECB of op de repomarkt. Veel van laatstgenoemde effecten zijn inmiddels zo hard in waarde gedaald door Corona dat zij inmiddels zijn voorzien van de rating ‘junk’. Dit heeft tot gevolg dat deze effecten eigenlijk niet meer verhandelbaar zijn. Hierdoor is het voor de ECB niet meer te rechtvaardigen dat zij deze ‘junkbonds’ opkoopt ten behoeve van de liquiditeit van banken.
Krater Kredietcrisis nog steeds actief
Het rentevoordeel van banken in het model zorgt ervoor dat een toename in leningen niet alleen kapitaal vereist, maar ook extra liquiditeit voor het afdekken van het renterisico. Daarbij komt dat de krater die de Kredietcrisis van 2008 heeft geslagen in de liquiditeit van banken nog steeds niet is gevuld met liquiditeit. Omdat het onderpand hoog liquide moet zijn, ruilen marktpartijen heel wat af om niet-liquide onderpand te vervangen door liquide onderpand.
Nieuwe kredietcrisis en corona krijgt de schuld
Los van de vraag of dit juridisch wel door de beugel kan, is dit ‘collateral upgraden’ zoals gezegd zeer risicovol. Hypotheken worden namelijk net als vóór de Kredietcrisis gebruikt voor het afdekken van het renterisico van de (rentederivaten van de) bank. Bij wanbetaling stort het kaartenhuis opnieuw in elkaar. Bovendien daalt de waarde van de verpakte geldleningen, waardoor ook vertrouwen op de repomarkt daalt. Net als bij de Kredietcrisis van 2008 verdampt liquiditeit dan als sneeuw voor de zon en is een nieuwe kredietcrisis geboren. En ja, corona krijgt natuurlijk de schuld.
Beloofde toprendementen
Maar het echte probleem zit in alle businessmodellen die de banken hebben opgetuigd om hun aandeelhouders de beloofde toprendementen uit te keren. En die aandeelhouders zijn… de verzekeraars en pensioenfondsen.
Mkb, semipublieke sector en burger betalen de rekening
Het is dus wachten tot de risk managers van bijvoorbeeld uw pensioenfonds het onverantwoord vinden hier nog langer mee door te gaan om uw pensioen veilig te stellen. Het is hoog spel met een onzekere afloop. Het enige wat duidelijk is wie de verliezers zijn. Dat zijn het het mkb, de semipublieke instellingen en de Nederlandse burger. Zij betalen linksom of rechtsom altijd de rekening in de perverse verdienmodellen van banken.